Berlijn en Bowie: ze zijn belangrijk voor elkaar geweest. Het is die verdeelde stad die twee jaar lang (1976-1978) deel was van de Thin White Duke. Samen met Iggy Pop woonde Bowie aan de Hauptstraße 155 in Schöneberg woonde, die periode heeft zonder meer zijn sporen nagelaten in Bowies werk. Onze Wereldstadgids Peter in Berlijn, in een vorig leven popjournalist, geeft tekst en uitleg. En steekt daarbij zijn bewondering voor de Blackstar niet onder stoelen of banken. Dit artikel is geschreven als een reactie op zijn overlijden.

Soms wil je een week anders beginnen. Al weken ben ik in een Bowie-mood, draai ik vele van zijn – veelal – minder geliefde platen: van Pin Ups, via 1. Outside tot Tin Machine. Het hele weekend draaide ik zijn adembenemende nieuwe jazzy album, Blackstar. En al tijden zit ik te broeden om de fenomenale expositie David Bowie Is in het Groninger Museum toch nog eens te bezoeken. Voor de laatste keer: eerder zag ik de expo in Sao Paulo en hier in Berlijn. Maar om zo dichtbij het creatieve brein van Bowie te kunnen komen: ik beleefde het als een zinnenprikkelende ervaring.
Zoals Bowie ook een van de meest magische concerten gaf die ik ooit bijwoonde: was ik voor zijn show op Rock Torhout 1997 hooguit liefhebber (met, toegegeven, Ziggy Stardust in de kast), al direct tijdens het openingsnummer Quicksand greep Bowie – in straalwit pak – me direct bij de strot. Anderhalf uur later was ik verkleumd, stond tot ik mijn knieën in de modder, maar had ik een van de shows van mijn leven gezien. Ik was om. In de ban van Bowie.
Eenmaal nog had ik later het genoegen Bowie live te zien: in 2004, op het Hurricane Festival in Noord-Duitsland. Wederom een fantastisch optreden – hoewel eerder statig dan magisch. Dat hij tijdens het concert onwel werd en na afloop naar het ziekenhuis gevoerd moest worden voor een hartoperatie, kreeg in de menigte niemand mee. Dat dit uiteindelijk het laatste concert van zijn leven zou blijken, al helemaal niet.
THE NEXT DAY
Nadien trok Bowie zich terug: hij deed het rustig aan. En kwam, vrijwel vanuit het niets, drie jaar geleden ineens op de proppen met een verrassend goed album: The Next Day. Het zou zijn voorlaatste blijken. Het afgelopen week verschenen Blackstar bleek vooral bedoeld als afscheid aan Bowies fans, liet producer Tony Visconti vanochtend na het overlijden weten. Als een laatste kunstwerk.
Waar Bowie op Blackstar vooral zijn experimentele, arty zijde (die eerder platen als Lowen 1. Outside hun bijzondere kleur gaf) centraal stelt, en als nieuwe stijl met name jazz omarmt, is The Next Day te beschouwen als zijn laatste echte popplaat. De hoes – een verknipte versie van de roemruchte Heroes-hoes – geeft al weer dat Bowie de schaduw van zijn verleden altijd meesleept. The Next Day is een sterk album van een man op leeftijd, die liefdevol terugblikt op bewogen dagen.
BOWIE IN BERLIJN
In die bewogen dagen speelt ook Berlijn een rol van betekenis. Het is die verdeelde stad die twee jaar lang (1976-1978) deel was van de Thin White Duke. En hoewel Berlijners het belang van de periode tussen dat Bowie (samen met Iggy Pop) aan de Hauptstraße 155 in Schöneberg woonde, graag overdrijven – dat hij een groot deel van de tijd op tour was, wordt voor het gemak even vergeten – heeft de stad zonder meer zijn sporen nagelaten op het werk van Bowie.
BERLIJNSE TRIOLOGIE
Het is in die late jaren zeventig waarin Bowie drie van zijn beste platen maakte: Heroes(1977), Low (1977) en Lodger (1979). Gezamenlijk gaan ze door het leven als zijn ´Berlijnse trilogie´. Een enigszins gesmokkelde term, dat wel: Lodger werd immers opgenomen in Montreux en gemixed in New York. Maar de drie platen staan samen voor een belangrijk hoofdstuk in Bowies loopbaan: gemaakt in nauwe muzikale samenwerking met Brian Eno, zijn ze te beschouwen als Bowies artistieke bevrijding: niet de glamrocker Bowie kwam naar boven, maar de kunstenaar.
Juist in het grauwe West-Berlijn kon Bowie zich terugtrekken van zijn supersterrenstatus. Minder drugs, minder druk. Meer vrijheid: zowel persoonlijk als muzikaal. Bowie genoot van de waanzin die de gedeelde stad bood: het contrast van musea overdag (zoals een van zijn favorieten: het prachtige Brücke Museum in het Grunewald), decadente clubs ´s nachts (de transseksuele nachtclubeigenares Romy Haag zou zelfs reden zijn geweest voor zijn verhuizing naar Berlijn), en in het weekend tripjes naar de Wannsee (bezongen door Iggy Pop in de – door Bowie – geproduceerde hit The Passenger) zorgde voor een gevoel van optimale vrijheid en inspiratie – dicht aan de wortels bovendien van een van de stijlen die zijn werk sterk beinvloedde: het Duits Expressionisme uit de jaren ´20, dat ook voorheen de Station to Station-tour al zo grimmig kleurde, en ook na vertrek uit Berlijn in Bowies werk bleef doorsijpelen.
ONHEILSPELLEND
Gevoed door een nieuwe Duitse avant-garde-traditie – krautrock – en gewapend met een rijk arsenaal aan vibrafoons, mini-moogs en vervormers in de studio, stapten Bowie en Eno op het album Low (1977) ver weg van de popsound die Bowie in de jaren voorheen zo´n wereldster had gemaakt. Tracks als Art Decade, Weeping Wall en Subterraneans op de B-kant van Low staan mijlen ver af van Golden Years en Jean Genie– of van latere wereldhits als Let´s Dance, Blue Jean en Absolute Beginners. Maar ze zijn spannend, onheilspellend. En ze grijpen je, van onderen.
Opgenomen in studio Hansa by the Wall (inmiddels gewoon weer Hansa) sijpelt de grimmigheid van Koude-Oorlog-Berlijn ook door tot Bowies tekstvellen. Vanuit het studioraam uitkijkend op de Berlijnse Muur, ziet hij een paartje – vermoedelijk producent Tony Visconti en zijn minnares – kussen. I, I remember – Standing by the Wall – the guns shot above our heads – And we kissed as though nothing could fall klinkt het treffend in de – tevens in het Duits opgenomen – wereldhit “Heroes” (hieronder in de Christiane F.-versie)
Treffen doet ook de heel wat minder radiovriendelijke b-kant van de Heroes-LP. Deze gaat verder waar Low ophoudt: ze is experimenteel, ambient en hoofdzakelijk instrumentaal: de grillige geest van West-Berlijn in een notendop – inclusief een track met de (foutief gespelde) titel Neuköln.
De Berlijnse geest was deel geworden van Bowie. En andersom. Ook na zijn vertrek, bleef Berlijn bij Bowie levend: in 1981 speelt zijn muziek (en verschijning) een rode draad in de beruchte´drugsfilm´ Christiane F. en in 1987 komt hij terug voor een bijzonder openluchtconcert voor de Rijksdag, in het kader van de 750 jaar Berlijn-jubilea. Tijdens zijn concert, in de eerste meters West-Berlijn, richt hij zich tussen de nummers expliciet op de massa protesterende jongeren die zich verzameld heeft aan de andere kant van de Muur – ze willen meeluisteren, maar worden grotendeels ingerekend. In de 2,5 jaar die volgen zal de protestbeweging in het Oosten verder groeien – om uiteindelijk zo sterk te blijken, dat ze in november 1989 het Onmogelijke voor elkaar krijgt: de grens gaat open, aan de Bösebrücke in Berlin-Prenzlauer Berg.
Dit zingt Bowie bijna 25 jaar later in Where Are We Now?, misschien wel zijn ultieme Berlijn-nummer.
20,000 people cross Bösebrücke
Fingers are crossed – Just in case
Walking the dead…
Where Are We Now?, Bowies eerste single in tien jaar, is een nostalgische mijmering naar de dagen van weleer. Naar de stad die veranderd is. En naar Bowie die zelf veranderd is. Had to get the train – from Potsdamer Platz – You never knew – that I could do that – Just walking the dead.. klinken de openingswoorden. En ze laten meteen de grimmige sfeer van de spookstations in de verdeelde stad herleven. Een stad die Bowie nooit meer zou loslaten. En andersom.